In Nederland wordt overgewicht vaak gedefinieerd als het hebben van een body mass index (BMI) van 25 of meer. Volgens de definitie van de Internationale Diabetes Federatie (IDF) is te veel buikvet, d.w.z. abdominaal overgewicht (viscerale obesitas), de bepalende factor achter het metabool syndroom.

Visceraal vet

Als de vetophopingen zich vooral op de buik en de taille bevinden (“appeltype”), moet worden aangenomen dat zich ook veel vet heeft opgehoopt rond de inwendige buikorganen zoals de alvleesklier of de lever (visceraal vet).
In tegenstelling tot het vetweefsel direct onder de huid is het buikvet echter een zeer actief weefsel dat zich gedraagt als een volwaardig orgaan. Zo produceert het talrijke hormonen (adipokines) en ontstekingsbevorderende boodschappers (bv. interleukine-6, tumornecrosefactor alfa). Op die manier kan het actief metabolische processen beïnvloeden en tal van ontstekingsprocessen op gang brengen, bijvoorbeeld in de vaten.
Bovendien is er een relatie tussen visceraal vet en de ontwikkeling van insulineresistentie of manifeste diabetes type 2. Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van een hoge bloeddruk, omdat in het buikvet stoffen worden gevormd die onder meer de elasticiteit van de bloedvaten beïnvloeden.
Bovendien leidt visceraal vet tot een langdurige stijging van het triglyceridengehalte in het bloed en een daling van het HDL-cholesterol, de antagonist van LDL-cholesterol, dat de bloedvaten beschadigt.

Oorzaken

Soms wordt obesitas veroorzaakt door een ziekte, zoals hypothyreoïdie (bijvoorbeeld Hashimoto’s thyroïditis), polycysteus ovariumsyndroom of een stoornis in de cortisolbalans (syndroom van Cushing).
Ook bepaalde medicijnen (b.v. cortisone-preparaten, tricyclische antidepressiva, medicijnen tegen diabetes, anticonceptiepillen, bètablokkers en maagbeschermers) kunnen gewichtstoename veroorzaken.
Menopauzale mannen met een tekort aan testosteron ontwikkelen ook vaak een te hoog visceraal vet.
In de meeste gevallen is het dus niet een ongunstige levensstijl, vooral voeding of overeten in combinatie met te weinig beweging, dat leidt tot overtollige kilo’s. Hoewel dit wel een rol kan meespelen, is vooral een metabool probleem de hoofdoorzaak. Het stofwisselingsprobleem wordt vaak veroorzaakt door dieet-hoppen. Het regelmatig van het ene dieet overschakelen naar het volgende dieet. Vaak met tijdelijk succes. Men realiseert zich niet dat diëten allerlei stofwisselingsprocessen verstoren waardoor het gewichtsprobleem op de lange duur verergert.
Daarbij heeft het een bijzonder ongunstig effect als er sprake is van een genetische aanleg: sommige mensen hebben bij aanleg een hogere basale stofwisseling zodat zij de uit voedsel verkregen energie gemakkelijker verbranden. Dit in tegenstelling tot anderen waarbij de opgenomen voedselenergie zich snel omzetten in vetophopingen.

Genetisch

Er zijn meer dan 140 genen bekend die de neiging tot overgewicht bevorderen. Of het echter daadwerkelijk tot overgewicht komt, hangt mede af van meerdere factoren. In de groeifase (tot 18 jaar) maakt het lichaam extra vetcellen aan. Deze periode is dus erg belangrijk voor latent overgewicht.
Hormonen
Soms ligt een hormonale onbalans ten grondslag aan de hardnekkige kilo’s niet verdwijnen. In dat geval kan uitgebreid bloedonderzoek licht werpen op het probleem.

Darmen

De darmen zijn één van de belangrijkste organen binnen het metabolisme. De darmen moeten immers voedingsstoffen uit de voeding opnemen. Zij zijn als het ware de voordeur voor de hele stofwisseling. Als het dáár al mis gaat dan heeft dat direct en indirect gevolgen voor de hele stofwisseling en de algehele gezondheidstoestand (zoals bijvoorbeeld de weerstand).
Recente onderzoeksresultaten wijzen er ook op dat mensen met overgewicht vaak een andere samenstelling van bacteriën in hun darmen hebben (“darmflora”) dan mensen zonder gewichtsproblemen. Darmbacteriën halen energie uit voedsel, dat vervolgens wordt omgezet in lichaamsvet, en ze worden als het ware dik door een verkeerde darmflora. Daarnaast spelen veel andere factoren in de darmen een grote rol, denk hierbij aan; parasieten, gisten, schimmels, ontstekingen, intoleranties, zuurgraad en de status van het darmslijmvlies en darmwand (Leaky Gut).

Snel eten

Maar ook ongunstige eetgewoonten, vooral te snel eten en te weinig kauwen, hebben een negatieve invloed op het lichaamsgewicht. Bij “snelle eters” wordt het verzadigingsgevoel uitgesteld, zodat je meer eet dan nodig en aankomt. Daarbij kunnen de spijsverteringsenzymen uit het speeksel zich onvoldoende vermengen met het voedsel. En wordt het voedsel onvoldoende fijngemalen, waardoor de maag het voedsel onvoldoende kan verteren.

Slaap

Ook onvoldoende nachtrust is van invloed op het gewicht. Studies hebben aangetoond dat kortslapers die minder dan zes uur per nacht slapen overwegend zwaarder zijn dan langslapers – ook al verbruiken ze meer energie als ze wakker zijn. De redenen hiervoor zijn nog niet helemaal duidelijk, maar aangenomen wordt dat te weinig slaap de natuurlijke hormoonhuishouding verstoort. Het resultaat is een verhoogde eetlust, die leidt tot het eten van meer dan het lichaam eigenlijk nodig heeft.
Ook de kwaliteit van de nachtrust speelt een rol. Hoe minder goed het lichaam kan herstellen en regenereren hoe trager de stofwisseling. Dit wordt veroorzaakt door een verstoorde energiebalans. Finesse Diagnostisch Centrum voert hiervoor de ANS-meting uit.

Diëten?

Een dieet dat hoofdzakelijk bestaat uit voedingsmiddelen met een hoge glykemische index (GI) lijkt ook de ontwikkeling van zwaarlijvigheid te bevorderen. De nadruk ligt hier op snelle koolhydraten, die een directe invloed hebben op de bloedsuikerspiegel en de insulineproductie. De glykemische index is een percentage dat beschrijft hoe snel en hoe sterk de bloedsuiker stijgt na het eten van een bepaald voedingsmiddel.
Om dit te bepalen wordt het verloop van de bloedsuikerstijging gemeten na het eten van 50 gram koolhydraten uit een voedingsmiddel. Als referentiewaarde wordt de stijging van de bloedglucose na inname van 50 gram glucose bepaald. Deze referentiewaarde wordt gelijkgesteld aan 100 procent.
Koolhydraatbevattende levensmiddelen die een snelle en/of sterke stijging van de bloedsuiker veroorzaken, hebben een hoge glykemische index, de hoogste waarde volgens de referentiewaarde is 100. Voedingsmiddelen en dranken met een waarde lager dan 50 (bv. volkorenproducten, bepaalde soorten fruit) worden aanbevolen omdat zij de bloedsuiker minder sterk doen stijgen. Levensmiddelen met een hoge glykemische index worden ingedeeld als “ongunstige” koolhydraathoudende levensmiddelen, bijvoorbeeld wit brood, witte rijst, gebak en koekjes, bewerkte aardappelen of cornflakes.
Een snelle stijging van de bloedsuikerspiegel brengt een sterke productie van insuline op gang. Dit heeft gevolgen voor de stofwisseling. Hoge concentraties insuline in het lichaam leiden er onder andere toe dat er minder vetweefsel wordt afgebroken; uiteindelijk bevorderen hoge insulineniveaus zelfs de afzetting van vet in het weefsel.
Gebleken is echter dat de glykemische index soms een vertekend beeld geeft van de werkelijke waarde van voedsel, omdat deze index onvoldoende rekening houdt met de werkelijke hoeveelheid koolhydraten. Daarom is de glykemische index verder ontwikkeld tot de glykemische belasting (GL). De glykemische belasting houdt niet alleen rekening met de invloed van een voedingsmiddel op de bloedsuikerspiegel, maar ook met het aantal koolhydraten dat een voedingsmiddel bevat.
Bij een dieet volgens het GI- of GL-principe moet de voorkeur worden gegeven aan natuurlijke koolhydraten (met lange keten), zoals die welke voorkomen in volkorenproducten, peulvruchten, fruit of groenten. Anderzijds moeten industrieel bewerkte koolhydraten, zoals huishoudsuiker of geraffineerd wit meel, die voornamelijk eenvoudige koolhydraten (met een korte keten) bevatten en daarom een snelle of buitensporige stijging van de bloedsuikerspiegel veroorzaken, worden vermeden of ten minste tot een minimum worden beperkt. In dit kader zijn de zgn suikervervangers een valkuil, omdat het lichaam wél reageert alsof er echte suikers binnenkomen, met forse insulinestijgingen als gevolg.

500 voedingsmiddelen beoordeeld volgens hun glykemische index en glykemische belasting
500 Lebensmittel bewertet nach ihrem Glykämischen Index und ihrer Glykämischen Last
Hier vindt u bovenstaand boek.

Voor meer wetenschappelijke informatie over voeding: De voedselzandloper van Kris Verburgh

Body Mass Index (BMI)

Lange tijd werd de body mass index (BMI) gebruikt als maatstaf voor de beoordeling van het lichaamsgewicht; hierbij wordt het gewicht bepaald in verhouding tot de lengte. Volgens verschillende studies is de taille-lengteverhouding (WHtR) echter de meest zinvolle methode om overgewicht in verband met gezondheidsrisico’s te beoordelen.
Dat komt omdat de BMI alleen rekening houdt met het totale gewicht en geen onderscheid maakt tussen het ongezonde viscerale vet en het niet-metabolisch actieve vet, bijvoorbeeld op de heupen, billen en dijen, en de spiermassa. Daardoor kunnen zelfs gezonde, zeer gespierde mensen als te zwaar worden beschouwd. De BMI wordt berekend door het lichaamsgewicht (kg) te delen door de lengte (m)2.
De WHtR daarentegen geeft informatie over het buikvet en laat dus ook een uitspraak toe over de concrete verdeling van het lichaamsvet. Hoe hoger de gemeten WhtR, hoe groter het gezondheidsrisico.
De WhtR wordt berekend door de gemeten tailleomtrek (in centimeters) te delen door de lichaamslengte (in centimeters). Volgens de officiële streefwaarden moet de tailleomtrek voor vrouwen minder dan 80 centimeter en voor mannen minder dan 94 centimeter bedragen.
Finesse Diagnostisch Centrum gaat uit van de onderlinge verhoudingen tussen lichaamsvet, visceraal vet, spiermassa en vochtgehalte. Deze meting geeft een juister beeld van overgewicht. Het geeft daarbij een goede indicatie op welk gebied het probleem zit, zodat een adequate aanpak mogelijk is, zonder daarbij gebruik te maken van een (verstorend) dieet.

Maak hier een afspraak voor een gratis en vrijblijvend consult.

De informatie op deze pagina is geschreven en gecontroleerd door:

Cor Kok
Oprichter Finesse Medical Center